NIEUWSBERICHT

Terug naar nieuwsoverzicht

05-11-2014

Beƫindiging langdurige subsidierelatie i.v.m. een wetswijziging

De nieuwe Jeugdwet (Stb. 2014, 105) heeft al meerdere uitspraken van de bestuursrechter uitgelokt.* Inmiddels heeft ook de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zich uitgesproken. De casus is als volgt:

Het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland verleent subsidie aan de Stichting bureau jeugdzorg op grond van onder andere de Subsidieregeling jeugdzorg. In december 2012 heeft het college de stichting bij besluit geïnformeerd dat de subsidierelatie per 1 januari 2015 wordt stopgezet. De reden daarvoor is vanaf die datum de Jeugdwet in werking treedt. In die wet is een stelselwijziging voor de subsidiëring van jeugdzorg opgenomen, waardoor gemeenten in plaats van de provincie verantwoordelijk worden voor de financiering.

De stichting stelt dat deze aankondiging onrechtmatig was, omdat eind 2012 nog onzeker was of de stelselwijziging wel zou doorgaan en dat de hoofdlijnen ook nog niet helemaal uitgekristalliseerd waren. Daarnaast is geen redelijke termijn in de zin van artikel 4:51 van de Awb in acht genomen, waardoor de stichting zich niet in voldoende mate zou hebben kunnen voorbereiden op de beëindiging van de langdurige subsidierelatie.

De Afdeling stelt voorop dat het college een termijn van twee jaar in acht heeft genomen om de beëindiging aan te kondigen. Die termijn is in beginsel niet onredelijk. Daar komt bij dat de beëindiging niet het gevolg is van een beleidskeuze, maar van de keuze van de regering om het stelsel te herzien. Die keuze ligt buiten de macht van het college. Ook de omstandigheid dat de stichting geen of onvoldoende substantiële voorbereidingsmaatregelen kan treffen ligt buiten de macht van het college, aangezien nog onduidelijk was welke wettelijke taak de stichting per 2015 zou krijgen. Volgens de Afdeling vergt artikel 4:51 in die situatie niet meer van het college “dan dat het de grootst mogelijke zorgvuldigheid betracht door tijdig de stelselwijziging aan te kondigen en zich in overleg met de bij de stelselwijziging betrokken instanties in te spannen een aanvaardbare overgangssituatie voor de stichting te realiseren”. Het college heeft inderdaad overleg gevoerd met onder andere gemeenten en de rijksoverheid over de transitie en het opvangen van frictiekosten.

ECLI:NL:RVS:2014:3649

* zie bijvoorbeeld:

ECLI:NL:RBAMS:2014:3621;

ECLI:NL:RBDHA:2014:1486;

ECLI:NL:RBDHA:2014:1294;

ECLI:NL:RBMNE:2014:3992;

ECLI:NL:RBOBR:2014:5236;

ECLI:NL:RBOVE:2014:440.

 

© JuristenRijk