NIEUWSBERICHT

Terug naar nieuwsoverzicht

30-03-2015

Naming & shaming van oud-bestuurders?

Wanneer weegt het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van ambtenaren zwaarder dan het belang van openbaarmaking? De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de stand van zaken op 25 maart nog eens uitgelegd in het kader van een procedure over ontvangen wachtgelden van oud-wethouders.

Vaste jurisprudentie persoonlijke levenssfeer

Op grond van vaste jurisprudentie kan het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zich tegen openbaarmaking van een naam verzetten, zij het dat dit niet betekent dat namen nooit openbaar hoeven te worden gemaakt. Dit belang moet immers worden afgewogen tegen het belang van openbaarmaking. Het uitgangspunt van d eWob dat openbaarheid de regel is, weegt daarbij zwaar.

Met betrekking tot functionarissen en ambtenaren kan, waar het hun beroepshalve functioneren betreft, slechts in beperkte mate een beroep worden gedaan op het belang van de persoonlijke levenssfeer. Namen van ambtenaren en aan de ambtenaar te relateren salarisgegevens zijn persoonlijke en dus te beschermen gegevens. Bij openbaarmaking van wachtgelduitkeringen wordt het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer voldoende beschermd door de documenten te anonimiseren.

Wachtgelduitkeringen

Bij wachtgelduitkeringen is er iets bijzonders aan de hand. Deze worden bepaald aan de hand van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers. Over de uitvoering van deze wet moet verantwoording worden afgelegd door bestuurders. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat documenten openbaar moeten worden gemaakt waaruit blijkt in welke mate oud-wethouders beslag leggen of hebben gelegd op publieke middelen. Het volstaat echter om een overzicht daarvan te verstrekken (zoals VNG kennelijk ook adviseert). Namen mogen worden weggelaten. Zou dat niet kunnen, dan kan de situatie ontstaan dat het publiek inzicht verkrijgt in het inkomen en andere persoonlijke omstandigheden van een individuele oud-wethouder over de periode nadat hij zijn publieke functie heeft neergelegd. Hoogte en duur van de wachtgelduitkering zijn daar namelijk afhankelijk van.

Weliswaar bestaat er een maatschappelijk debat over de wachtgeldregeling, maar dat brengt nog niet met zich dat de namen wel openbaar zouden moeten worden gemaakt: als het debat op individuele oud-wethouders wordt betrokken, ontstaat er een gevaar voor naming and shaming, waarvoor de oud-wethouders zich in het openbaar zouden moeten verantwoorden, terwijl het ontvangen wachtgeld geen informatie over hun beroepshalve functioneren betreft. Het is niet aan oud-wethouders, maar aan de huidige bestuurders om over de uitvoering van de wet verantwoording af te leggen, aldus de Afdeling. Indien een oud-wethouder zelf publiekelijk uitlatingen heeft gedaan over de door hem ontvangen wachtgelden, kan de afweging anders worden.

ECLI:NL:RVS:2015:942

 

© JuristenRijk