NIEUWSBERICHT

Terug naar nieuwsoverzicht

01-09-2015

Vertrouwen op overheidsinformatie

Onder welke omstandigheden mag een burger afgaan op overheidsinformatie? En zou de overheid zich iets moeten aantrekken van burgers die zich niet op het vertrouwensbeginsel kunnen beroepen, maar toch zijn benadeeld door diezelfde overheid?

Eerder dit jaar sprak de Centrale Raad van Beroep zich uit over het beroep van een Russische conservatoriumstudent die rechtsbescherming zocht tegen de afwijzing van zijn studiefinancieringsaanvraag. Hij zocht en vond informatie op de website van DUO en had - in elk geval naar eigen zeggen - telefonisch contact met de klantenservice. Die informatie bleek achteraf onjuist.

Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt niettemin, omdat - "nog daargelaten het antwoord op de vraag of aan een algemene informatieve website als deze zonder meer rechtstreeks rechten kunnen worden ontleend" - op de website ook andere (wel juiste) informatie was te vinden. De informatie was dus tegenstrijdig en niet ondubbelzinnig en ongeclausuleerd, aldus de Raad.

Damen heeft in zijn annotatie bij de uitspraak 5 vuistregels gegeven voor contact met de overheid: 1) Ga nooit uit van de betrouwbaarheid van informatie van een overheidsloket. 2) Ga überhaupt nooit uit van de betrouwbaarheid van mondelinge overheidsinformatie. 3) Bel niet, maar schrijf. 4) Stuur altijd een 'heb-ik-het-goed-begrepenbrief' (of email) en wacht op antwoord. 5) Treed alert, argwanend en assertief op.

Ook voor bestuursorganen heeft Damen een boodschap indien het fout gaat: leg het risico bij jezelf, tenzij de burger de fout werkelijk verwijtbaar niet heeft opgemerkt, en houd bij het bepalen van die verwijtbaarheid rekening met het kennen en kunnen van de individuele burger.

ECLI:NL:CRVB:2015:929

Noot van L.J.A. Damen in AB 2015/284.

 

© JuristenRijk